
Roeien met de riemen van elkaar
Prelude
‘Het verhaal over het pensioenfonds van de Rotterdamse roeiers is een verhaal van visie, van durf en van doorzettingsvermogen. Het is ook het verhaal van geloof in eigen kunnen en van sterke onderlinge verbondenheid.’369 Schepen los- en vastmaken: dat is wat de roeiers in de haven doen. Ze hebben hun eigen wereld en taal. Een vloot aan schepen staat tot hun beschikking: schollen, werkvletten en stevenboten. En ze hebben een aantal loodsboten om loodsen mee naar een zeeschip te brengen of ervan af te halen. Een werkverdeler verdeelt per rayon de werkzaamheden van alle roeiers op een van de vier wachten. Hij schuift tijdens zijn twaalfurige dienst met de naambordjes en bepaalt de reizen die de roeiers maken op grond van de scheepsbewegingen. Werkterrein is de altijd robuuste omgeving van de Rotterdamse haven, maar ook in Moerdijk en Dordrecht zijn de roeiers van de Eendracht actief. Draden en vooral trossen spelen een belangrijke rol in het leven van de roeiers: ze maken dag in dag uit trossen vast op de bolders op de kade. Het vastmaken begint vaak met een spring; voor en achter. Daarna volgen de trossen. Vanaf het water kunnen de roeiers de trossen aan wal varen, of met een joleind een vastzittende tros juist lostrekken. Ze laten de scheepsbemanning de trossen hieuwen of roepen met een luide stem: ‘Slack!’ Is de klus geklaard, dan draaien de roeiers met hun handen een cirkeltje boven het hoofd als teken. Tijd om op de post een bakkie te doen. Of meteen weer aan te treden voor een volgende reis. Zo doen ze dat al 120 jaar, verenigd in de Koninklijke Roeiers Vereeniging Eendracht (KRVE, en toen de Vereniging in het begin nog niet Koninklijk was de RVE).370 Gijs Kievit is in 1910 de eerste roeier die met ouderdomspensioen gaat. Er wordt dan een zogenaamde pensioenverklaring afgegeven door het bestuur. Op gezegeld papier. Het pensioen van Kievit is een pensioen zonder pensioenfonds. Een belofte gefinancierd door de nog werkende collega’s die hem betalen uit hun salaris. Een toppunt van solidariteit?371 Aanvankelijk gaat het prima, maar kan dat zo doorgaan? De roep om een echt pensioenfonds komt op en blijft terugkomen: een pensioenfonds zonder financiële afhankelijkheid, netjes gescheiden van de vereniging. Dan kan de vereniging geen greep in de kas doen om de loonzakjes bij te vullen als het economisch tegenzit. Pensioengeld moet gereserveerd zijn voor later, voor de roeier bij ouderdom of voor zijn weduwe. Het wordt een hartenkreet van veel jongere, maar ook van oudere roeiers en regelmatig een waar strijdpunt binnen de Eendracht. Verschillende pogingen om startkapitaal voor een pensioenfonds opzij te zetten stranden. Als in de nacht van 30 december 1932 Janus de Reus bij de uitoefening van zijn werk op 56-jarige leeftijd om het leven komt en een weduwe met zes kinderen achterlaat, draagt dat bij aan een keerpunt in de gedachten van wie nog tegen is: iets meer dan een halfjaar later is het pensioenfonds van de roeiers in de Rotterdamse haven een feit. Ruim tachtig jaar later is het er nog. In volle glorie. Een fl orerend pensioenfonds van, voor en door de roeiers zelf. Onafhankelijk en toch intens verbonden met de Eendracht
Het unieke verhaal van het pensioenfonds van de roeiers gaat over een kleine groep mensen die samen zorgen voor hun eigen en elkaars oudedag. Tegelijkertijd staan deze roeiers ook symbool voor de opkomst van pensioenfondsen in de volle breedte. Ze komen onderweg alle grote systeemvraagstukken tegen die we nu ook nog zien, met achterblijvende rendementen, onderdekking, vergrijzing en solidariteit tussen generaties en met nabestaanden. Meekijken door hun ogen naar de vraagstukken die ze tegenkomen en de oplossingen die ze kiezen, helpt de macro-economische discussies terug te brengen tot de menselijke maat. Het helpt weer te begrijpen wat de kern en waarde zijn van samen een goed pensioen regelen. Dan blijkt de moeilijkheid helemaal niet te zijn dat een pensioen zo complex is, maar dat het getij soms tegenzit en dat je elkaar ook dan vanuit gezamenlijk belang moet blijven helpen. Een pensioen voor de leden is bij de oprichting van de Roeiers Vereeniging Eendracht (RVE) in 1895 in de verste verte nog niet in zicht. In 1910 brengt de zogenaamde Pensioenverklaring daar enige verandering in. De Pensioenverklaring is een op gezegeld papier door het bestuur opgestelde belofte aan een RVE-lid. Er staat in dat hij bij beëindiging van zijn Eendracht-lidmaatschap tussen zijn 60ste en 65ste levensjaar als ex-lid recht heeft op een ouderdomspensioen. De penningmeester gaat dat uitbetalen. Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog is het een economisch zware tijd. Het pensioen wordt betaald uit de salarissen van de mensen die werken, maar dit ‘omslagstelsel’ is jammer genoeg niet bestand tegen dit soort diepgaande malaise. De pensioenregeling kan niet langer worden gegarandeerd. Wat doe je dan als vereniging? In 1921 wordt een opmerkelijke zin aan de pensioenverklaringen toegevoegd: ‘Een gepensioneerd lid mag geen gerechtelijke vervolging tegen de vereniging instellen als het pensioen niet kan worden uitbetaald als gevolg van een slechte financiële situatie bij de vereniging!’ Zo is in ieder geval een ventiel geïnstalleerd voor als er echt niet genoeg geld is. Dat ventiel is omgekeerd natuurlijk wel een lek in de garantie aan de roeiers na hun pensionering. Het sociale systeem van de Eendracht wordt in 1921 uitgebreid met een arbeidsongeschiktheidsuitkering van 15 gulden (6,81 euro) per week aan een roeier die een ongeluk tijdens het werk krijgt dat hem arbeidsongeschikt maakt. Voor een weduwe is dan sprake van een eenmalige uitkering van 100 gulden (45,38 euro) bij het overlijden van haar man. Op 22 oktober 1922 komt Tinus Doff om het leven bij een ongeluk. Hij laat een jonge, zwangere weduwe na. Dat confronteert het bestuur ermee dat een eenmalige uitkering van 100 gulden wel bijzonder weinig perspectief biedt. Het bestuur besluit dat weduwen van een werkend lid naast deze uitkering van 100 gulden ineens voortaan een halfjaar elke week een weduwenpensioen krijgen van 12,50 tot 15 gulden (5,67 tot 6,81 euro). Dat geldt dan ook meteen met terugwerkende kracht voor de weduwe van Tinus. De financiering vindt opnieuw plaats via omslag: alle roeiers staan een kwartje (0,11 euro) per week af. In de jaren daarop gaat het niet altijd goed met de pensioenuitkeringen. De pensioenbelofte kan meermaals wegens de slechte financiële toestand van de vereniging niet gestand worden gedaan. De uitkering wordt jarenlang gehandhaafd op het vaste bedrag van 7,50 gulden (3,40 euro) per week terwijl de lonen wel stijgen. De roeiers kunnen er zo eigenlijk niet op vertrouwen dat ze ook een fatsoenlijk pensioen krijgen. Daarmee wordt de roep om een echt pensioenfonds luider. Op 3 mei 1926 vindt er een algemene ledenvergadering plaats. Het gaat op dat moment financieel weer stukken beter met de Eendracht en nu zit het tij helemaal mee. Doordat in Engeland 800 duizend mijnwerkers staken, wordt er goud verdiend aan de vele kolenboten die in de Waalhaven moeten worden vast- en losgemaakt. Drie rijen dik liggen ze aan boeien en palen en de Waalhaven wordt omgedoopt tot de ‘Goudvelden’. De leden dragen het bestuur met algemene stemmen op om een plan voor de oprichting van een pensioenfonds uit te werken en te kijken of dat bij een pensioenverzekeraar kan worden ondergebracht. Een jaar later is dat nog steeds niet gelukt: de eisen van de verzekeringsmaatschappijen zijn zo hoog dat de penningmeester alle offertes heeft teruggestuurd. De wens tot een eigen fonds blijft bestaan. De financiële voorspoed brengt de Eendracht ertoe de vloot na de verkoop van oud materieel uit te breiden en een nieuwe aanwinst, een motorboot, in eigendom van de vereniging te gaan exploiteren. Het motto ‘wat we zelf kunnen, doen we ook zelf ’ is typerend voor de roeiers, zoals later nog bij herhaling zal blijken. In oktober 1927 besluiten de leden na de mislukking met de verzekeringsmaatschappijen een eigen spaarfonds te stichten en daar wekelijks 5 gulden (2,27 euro) in te storten tot 1 januari 1928. Het gespaarde geld wordt bij een bank gedeponeerd. Het bestuur wil het daar niet bij laten en denkt verder. Een poging om in te stappen in het rentekaartsysteem van de Vrijwillige Ouderdomsverzekering van de Nederlandse Staat loopt op niets uit. Gelukkig maar, want dit systeem mislukt volledig. Maar ook het nieuwe spaarfonds van de roeiers vindt al snel een roemloos einde als door de beurskrach de wereldeconomie instort en ook de roeiers dat aan hun omzet merken. Niet iedereen kan nog betalen en waarom zouden ze wachten met geld opnemen als ze dat zo hard nodig hebben om van te leven? Eens te meer wordt hiermee duidelijk dat de betaling van de pensioenpremies niet afhankelijk moet zijn van het wel of niet goed draaien van het roeiersbedrijf. De voorstanders van een pensioenfonds geven niet op. In 1930 krijgt een commissie de taak ervoor te zorgen dat alle leden 1 gulden (0,45 euro) per week gaan bijdragen aan een spaarfonds. Het zo te vormen startkapitaal voor een pensioenfonds wordt bij een notaris gestald. Zo wordt voorkomen dat het weer in de loonzakjes terechtkomt als er weer eens een slechte week is. Maar in 1932 loopt ook deze poging mis als het financieel minder gaat met de RVE. Een aantal oudere leden weet het bestuur ondanks fel verzet van de jongere leden om te praten om het spaarfonds op te heffen en het geld onder de leden te verdelen. Op 30 december 1932 komt de 56-jarige roeier Janus de Reus om het leven bij een ongeluk tijdens zijn dienst. Zijn weduwe ontvangt de eenmalige uitkering van 100 gulden (45,38 euro) en tot juli 1933 elke week een kwartje (0,11 euro) van alle roeiers. Het is waarschijnlijk mede dankzij deze trieste gebeurtenis en de definitieve afwijzing van een poging om de roeiers in dienst van de gemeente Rotterdam te krijgen dat de geesten binnen de Eendracht definitief rijp worden om een financieel onafhankelijk pensioenfonds op te richten. Op 2 juli 1933 prikt bestuurslid Willem Deij daarom een brief op het mededelingenbord in het wachtlokaal van de Vereniging op het Willemsplein. Hij doet daarin het voorstel om een ‘fonds op te richten voor pensionering’. Zes weken later vindt de oprichtingsvergadering plaats van een pensioenfonds voor de roeiers. Een pensioenfonds dat eindelijk financieel onafhankelijk van de RVE kan opereren en dat op den duur kan waarmaken waarvoor het is opgericht: een gegarandeerd inkomen als de roeiersloopbaan bij de Eendracht erop zit als gevolg van ouderdom.
Visie en positionering
Gezamenlijk één zijn als roeiers van de Rotterdamse haven voor de oude dag
• De leden van de RVE moeten het Fonds beschouwen als een stuk van het huisgezin, gezamenlijk één zijn
• Aansluitend op de ontluiking van de verzorgingsstaat in Nederland in de eerste helft van de 20e eeuw
• Pensioenfonds start in 1933, maar de vereniging van roeiers betaalt al sinds 1910 pensioenen uit het loon van de werkenden
• Een waardevast pensioen voor alle leden van de RVE en een fonds dat bij kan dragen aan de continuïteit en de toekomst van de RVE
• We regelen voor elkaar en onze nabestaanden een waardevast pensioen
• Nuchter, gezond & verstandig
• Sterk & onafhankelijk
• Eenheid & trouw
Zie kernwaarden
• Wederzijds vertrouwen om het samen te regelen
• Transparantie en openheid in het beheer en beslissingen over de gezamenlijke pensioenpot
• Daadwerkelijk realiseren van gegarandeerde pensioenen voor de Rotterdamse roeiers
• Voortbestaan van het pensioenfonds, ook in moeilijke tijden
Het businessmodel
• Een goede en gewaarborgde pensioenvoorziening voor ons allemaal
• Nadat ik stop met werken krijg ik een pensioen
• Gevoel van geborgenheid en wederzijds vertrouwen in de groep
• Ik leg een deel van mijn inkomen opzij voor na mijn pensionering en dat doen wij allemaal, daar gaan vrijwel geen kosten vanaf
• Ik verdiep me erin hoe het zit en besef wat ik apart leg en straks weet ik hoe we onze gezamenlijke pensioenpot beleggen
• Doordat we het samen doen en we elkaar vertrouwen voel ik me zeker
• Dé vereniging voor de roeiers die daarbij ook verplicht deelnemen aan hun gezamenlijk beroepspensioenfonds
• Er is geen concurrentie van een andere groep met roeiers binnen het terrein van de Rotterdamse haven. Onderling is er vooral gelijkheid en wordt het werk verdeeld
• Gericht op de paar honderd roeiers in de Rotterdams haven
• Samen kunnen we veel voor elkaar krijgen, zoals een gezonde boterham verdienen in het arbeidzame leven en ook daarna
• Compacte platte organisatie zonder overhead of staf en met een paar sleutelspelers die gezamenlijk worden ingehuurd en vergoed
• Eenvoudige en voor een ieder begrijpelijke administratie voor een beperkt aantal leden met gebruikmaking van de actuele functionele technologie
Zie productie
• Investering van een deel van het pensioengeld in eigen technologie en innovatie en in eigen onroerend goed in de Rotterdamse haven
• Samenwerking in de hele infrastructuur van en rond de Rotterdamse haven
Zie leveranciers
• Werving van roeiers gebeurt via via en selectie op basis van mentaliteit en passen in de cultuur
• Automatische deelname aan het pensioenfonds gekoppeld aan het beroep van roeier in de Rotterdamse haven
Zie marketing
• Het fonds werkt voor en door de leden dus dit zijn de klanten en ambassadeurs
Zie klantcontact
Waarde
• De roeiers zijn zelf de klanten. Ze dragen bij aan de vereniging en het pensioenfonds door de eigen verantwoordelijkheden te dragen in het werk en verplichtingen na te komen in het pensioen met solidariteit op basis van welbegrepen eigenbelang
• Pensioen voor 19 mensen in 1949 en 49 in 1971
• De roeiers hebben een goed salaris en pensioen. Dat is voor iedereen gelijk waarmee er niet hoeft te worden geconcurreerd bij het verdelen van het werk en vermogen
• Door de zelforganisatie van de roeiers wordt het werk in de Rotterdamse haven goed georganiseerd en hebben ze geen collectieve voorzieningen nodig
• Praktisch en begrijpelijk beheren van het geld voor later. Door de directe en eenvoudige besturing is het pensioenfonds niet ver weg, niet abstract en is het ook geen grote pot met geld zonder bodem. De mix van enerzijds investeren in middelen die de eigen continuïteit en ontwikkeling bevorderen en anderzijds beleggen om een veilige vermogensgroei te garanderen, maakt dat de betrokkenen zeer actief bij kunnen dragen aan het succes van het fonds en dat ze ook voelen hoe dat samenhangt met hun eigen inkomen nadat ze zijn gestopt met werken.
• Menselijke maat van een kleine groep waarmee het pensioen wordt gedeeld. De schaal waarop wordt geopereerd is tevens een belangrijke succesfactor. De menselijke maat maakt dat bestuurders en leden elkaar kennen, maakt dat leden elkaar onderling kennen en vaak met elkaar samenwerken. Deze band maakt het gesprek over regelingen, kortingen en indexeringen een stuk makkelijker. Ook impopulaire maatregelen kunnen in goed overleg snel worden genomen. Dat bevordert de slagkracht en wendbaarheid van het fonds. Het zorgt er ook voor dat het fonds bestuurd en beheerd kan worden tegen lage kosten.
• Levenslange deelname aan dezelfde groep. Een belangrijk gegeven voor de roeiers is dat ze vrijwel zonder uitzondering hun gehele arbeidzame leven deelnemer zijn in hetzelfde fonds. Het fonds blijft bij de deelnemer. Ook dit bevordert de betrokkenheid van de deelnemers. Discussies over solidariteit tussen leeftijdscategorieën krijgen daardoor een andere dimensie.
• Gezamenlijke gemeenschap die verder gaat dan financieel belang. De roeiers zijn erin geslaagd het concept van de community bijna impliciet toe te passen, terwijl we dat nu (al dan niet virtueel) opnieuw aan het uitvinden zijn. De vanzelfsprekendheid waarmee dat gaat draagt bij aan de fl exibiliteit en wendbaarheid van de organisatie. Er is weinig discussie over vorm en structuur, de energie is gericht op inhoud en resultaat.
• Solidariteit is niet synoniem met allemaal evenveel krijgen. Solidariteit is niet tot de laatste cent uitrekenen wie solidair is met wie, maar dat je voor elkaar opkomt ook al krijg je er niet onmiddellijk in geld iets voor terug. Om de solidariteit niet in liefdadigheid van de gever en afhankelijkheid van de ontvanger te laten vervallen, kan het nodig zijn solidariteit te formaliseren. Maar de wil om ervoor elkaar te zijn blijft ook dan de basis. Laten we met de nuchterheid van de roeiers wel constateren dat deze bereidheid ook samenhangt met de grootte en daardoor de herkenbaarheid van de groep waarbinnen de solidariteit wordt opgebracht.
Bronnen

367 Rhyne (2009).
368 Dit artikel is tot stand gekomen met dank aan de input van Boogaard, Cornelissen en Brussé van KRVE.
369 Prikker (1998), pp. 11 e.v.
370 Vrij naar Maandag (2010) lustrumboek KRVE, kaft.
371 Prikker (1998).
372 Citerend en voortbouwend op Gerwen (2000), samenvatting van de pensioenaspecten uit de hoofdstukken risico’s en preventie.
- Login of registreer om te kunnen reageren