
Verzekerd van een beschutte en verzorgde oude dag voor de rest van je leven
Prelude
Christoffel van Brants overlijdt op 5 november 1732 thuis op de Keizersgracht 317 in Amsterdam. Een belangrijk deel van zijn leven staat Christoffel in nauw contact met Tsaar Peter de Grote. Als de tsaar Nederland bezoekt om van Rusland een vergelijkbaar modern land te maken, logeert hij in Christoffels huis aan de Keizersgracht en in diens buitenverblijf aan de Amstel. Christoffel helpt hem door vakmensen te werven en uit te zenden naar Rusland. Als een van de belangrijkste handelaars tussen Nederland en Rusland speelt hij ook een grote rol in de oorlog die de tsaar tegen Zweden voert om de doorvaart via de Sont. Omgekeerd doet Peter de Grote ook veel voor Christoffel. Het hoogtepunt komt in 1717 wanneer Christoffel in de adelstand wordt verheven en benoemd wordt tot lid van de Hofraad en als resident en ambassadeur van de tsaar in Amsterdam. De handel op Rusland maakt Christoffel behoorlijk rijk. Al voor zijn overlijden kiest hij een pand waar de executeurs anderhalf jaar kunnen werken aan het inventariseren van zijn bezittingen en het regelen van de erfenis. Het lijkt Christoffel te doen om zijn naam te laten voortleven. Zo krijgen twee jongetjes met de naam Christoffel een deel van de erfenis mits ze ook de achternaam Van Brants overnemen. Maar de grootste en meest bestendige ‘claim to fame’ is wel het zogenaamde Van Brants-Rushofje dat van zijn erfenis wordt opgericht. Vergeleken met andere Amsterdamse hofjes is het Van Brants-Rushofje ruim opgezet. De bedoeling is om hier 48 Lutherse vrouwen boven de vijftig jaar tot hun overlijden te huisvesten. Er moeten 21 tweepersoonskamers en 6 éénpersoonsvertrekken komen. Christoffel doet er alles aan om dit al voor zijn overlijden tot in detail te regelen. Hij zoekt de bouwplaats uit aan de Nieuwe Keizersgracht 28-44. De bouw is al gestart. Er zijn reglementen voor de regenten, de binnenvader en binnenmoeder en de bewoners. Zo is hij op zijn sterfbed klaar voor de eeuwigheid, en zijn hofje ook! Anno 2013 bestaat het Van Brants-Rushofje nog steeds.
De babyboomers komen langzamerhand toe aan een beetje rust en verzorging. Lange tijd bestond de verwachting dat de maatschappij dit voor ze zou gaan regelen. Maar het grote en toenemende aantal ouderen maakt dit lastig. Tegelijkertijd vormen zij een van de eerste generaties die veelal kapitaal heeft opgebouwd uit de overwaarde van hun woning en die een pensioenvoorziening hebben geregeld. De economische crisis heeft hier wel wat deuken in geslagen, maar geen diepe gaten. De puzzel, en de breinbreker, is nu hoe er gezorgd kan worden voor een goede oude dag, in een fijne woning, met waar nodig verzorging en zorg. Hoe realiseer je sympathieke initiatieven met behoud van de menselijke maat? Hoe zorg je dat persoonlijke verzorgingsbudgetten goed worden gebruikt en niet in de plaats komen van normale onderlinge hulp?
Proveniershofjes worden gesticht uit een erfenis. Mensen gaan er op leeftijd naartoe en blijven daar dan wonen tot hun dood. Bij binnenkomst moeten nieuwe bewoners een eenmalig bedrag inleggen. In ruil daarvoor krijgen ze naast het wonen ook vaste voorraden eten en drinken. De som die moet worden betaald is afhankelijk van het vermogen van het hofje. Als er nog veel geld is hoeven mensen minder te betalen en is het meer een vorm van liefdadigheid. Als de pot met reserves leeg is moet het kostendekkend zijn en speelt marktwerking een duidelijke rol. De proveniershofjes vinden veel navolging in de vijf eeuwen daarna tot in de tweede helft van de twintigste eeuw. Er zijn ook nu nog wel hofjes, maar eigenlijk geen proveniershofjes meer. Nu voldoen ze niet altijd meer aan moderne eisen qua voorzieningen (zoals eigen sanitair) en vierkante meters woonoppervlak. Er wonen tegenwoordig vaak studenten. Het eenmalig inkopen is ook niet meer gebruikelijk. Wel lijken woonconcepten zoals proveniershofjes oplossingen, en op zijn minst inspiratie, te bieden voor enkele maatschappelijke vraagstukken van nu. Kan deze woonvorm ons iets leren? Waar wringt zij met de automatismen en waardeoordelen van onze tijd? Bieden proveniershofjes ontdaan van het stof der eeuwen, een verfrissend perspectief op het huidige vraagstuk van wonen, zorg en pensioen voor senioren?
Visie en positionering
Mensen verzekeren van een beschutte en verzorgde oude dag
- Een plek waar de Bijbelse werken van barmhartigheid worden waargemaakt: de hongerigen voeden, de dorstigen laven en de zieken en weduwen verzorgen en herbergen
- Verankerd in christelijke ethiek. Voortbouwend op gasthuizen voor passanten en armen uit de middeleeuwen
- Geworteld en gelegitimeerd in particulier initiatief en weldoenerschap binnen de geloofsgemeenschap
- Een plek realiseren en behouden die zichzelf financiert en in stand houdt waar armen en proveniers tot hun dood verzekerd zijn van een woning, zorg en een oudedagvoorziening
- Verzekerd van een beschutte en verzorgde oude dag voor de rest van je leven
- Barmhartigheid
- Solidariteit
- Geborgenheid
- Zie kernwaarden
- Menselijk maat
- Samenleven
- Rentmeesterschap
- Uitkeringen, c.q. preuves, die de proveniers contractueel iedere week ontvangen
- Bestaansduur en historie van hof-jes en alle voorgaande bewoners en bestuurders
Het businessmodel
- Een woning met een wekelijkse preuve voor noodzakelijke levensbehoeften
- Zelfstandig samenwonend met groepsverwanten inwonende portier c.q. binnenvader of - moeder
- Sociaal en fysiek gevoel van veiligheid geborgenheid en zekerheid
- Ik betaal een inkoopsom en bij overlijden vervallen mijn bezittingen
- Ik moet wachten, hopen dat er plaats is en me aanpassen en sociaal gedragen
- Als het niet bevalt kan ik niet terug. Het kan zijn dat ik snel doodga en weinig krijg voor mijn inkoopsom
- Stevig verankerd in lokale geloofsgemeenschappen en bestuur-ders en netwerken daarvan
- Primair gevestigd in de stad, vooral in Amsterdam, Haarlem, Leiden, Groningen en Utrecht
- Eerste alternatief voor mensen is zelf thuis blijven wonen
- Onderlinge concurrentie tussen verschillende hofjes en met meer grootschalige georganiseerde woonvormen voor ouderen en armen, zoals gasthuizen en oudemannenhuizen en oudevrouwenhuizen
- De middenklasse die zichzelf kon inkopen, vooral alleenstaande vrouwen, maar ook echtparen en mannen alleen
- De eigen groep, in kring van de oprichter en in geloofsgemeenschap
- Het is heel waardevol om jezelf verzekerd te weten van een verzorgde en beschutte oude dag in een sociaal en fysiek afgebakende eigen wereld
- Fysieke vertaling van de geborgenheid en beschutting in de vormgeving van het hofje met de blik naar binnen
- De menselijke maat in 10 tot 20 woningen (vaak 12 of 13 bewo-ners)
- Coördinatie door inwonend personeel met bestuur op afstand
- Technologische kennis in de zin van ‘actuariële’ analyses van sterftekansen en leeftijdsverwachting aan de ene kant en kosten van levens- en pandonderhoud aan de andere kant
- Zie productie
- Primaire leveranciers voor het hofje als fysieke locatie zoals bouwers en architecten
- Partners zoals kerken en geloofsgemeenschappen die ook veelal bestuurders leveren en eigenaar zijn
- Overheden die de context scheppen of belastingvrijstellingen aan (grotere) hofjes kunnen geven zoals historisch gebruikelijk was gasthuizen
- Zie leveranciers
- Werving van nieuwe proveniers vooral mond-tot-mondreclame en als gunst binnen eigen netwerk, startend met eigen kring rond nabestaanden en bekenden oprichter, daarna binnen lokale geloofsgemeenschap en vervolgens breder binnen geloof
- Zie marketing
- Onderling contact tussen bewoners die elkaar ook kunnen helpen en desgewenst gezelschap houden met respect voor elkaars privacy
- Verzorging en preuves via portiers c.q. intermediair (inwonende binnenvader en/of binnenmoeder)
- Zie klantcontact
Waarde
- Met de inkoopsom van proveniers en het vervallen van (een deel van) de bezittingen aan het hofje kunnen gemiddeld de preuves worden betaald en het onderhoud gefinancierd waarmee het hofje en het leven daarin duurzaam zelffinancierend is
- De bewoners hebben binnen hun fysieke mogelijkheden ook gemeenschapstaken en helpen elkaar
- Binnenvaders en/of moeders worden grotendeels vergoed in natura doordat ze in het hofje wonen en meedelen in eten, drinken en turf
- Verzekerd van een bestaan waarin wordt voorzien in de eerste levensbehoeften en een waardevolle rol kan worden gespeeld door andere mensen te helpen
- Oplossing binnen de eigen kring voorkomt een beroep op collectieve middelen en is een belangrijk middel om het hoogwaardige Nederlandse stelsel van sociale voorzieningen door de eeuwen heen te behouden
- Goede voorzieningen voor wonen, zorg en oude dag versterken en behouden de rust en stabiliteit in de maatschappij
- En is nog steeds een inspirerende, zelffinancierende oplossing om vraagstukken rond wonen, zorg en pensioen voor senioren op te lossen met behoud van de menselijke maat en groepssolidariteit
Het oude systeem van het wonen in proveniershofjes biedt voor de tegenwoordige tijd een aantal verrassende en inspirerende elementen. Tegelijk botst het op een aantal punten met de huidige normen, waarden en automatismen. Dat levert vragen en puzzels op om van te leren:
Hoe kunnen ouderen samenwonen, wat is hiervoor de passende menselijke maat? Zoals gesteld zijn er bij de oude hofjes meestal maar twaalf of dertien kamers of huisjes. Meer dan vijfentwintig bewoners komt zelden voor. Deze grootte houdt het overzichtelijk voor bewoners en wat betreft de organisatie.
Het hofje lijkt een vorm waarin privacy en gemeenschap gewaarborgd kunnen worden, zowel vanwege het sociale systeem als vanwege het ontwerp van de gebouwen. De vraag die dit oplevert is hoe democratisch en hoe proactief je de woongemeenschap maakt.
Kunnen we wat leren van het eenvoudige en elegante verdienmodel van proveniershofjes? Zelfs na een aantal jaren economische crisis lijken de overwaardes in de huizen en de goede pensioenen van senioren een toereikende bron om verzorging te betalen als deze onbetaalbaar wordt uit de collectieve middelen. Macro-economen zien dat ook heel scherp, maar hoe je dat vertaalt naar de praktijk van het dagelijkse leven op microniveau vormt nog altijd een puzzel.
Wat kun je mensen zelf en voor elkaar laten doen? De hofjes laten een gelaagd systeem zien. De bewoners zijn in principe zelfredzaam, zelfwerkzaam en zelfbijdragend. In aanvulling hierop bestaat er onderlinge burenhulp binnen de hofjesgemeenschap. Omdat de bewoners verschillen in leeftijd en afhankelijkheid kunnen ze een heel groot deel van de gewone menselijke verzorging en aandacht onderling regelen. De binnenvaders en/of -moeders verlenen wel hand-en-spandiensten, maar zij zijn geen volledige verzorgers.
Het model van de proveniershofjes uit de zestiende eeuw is vijf eeuwen later wat roestig. Onder het oppervlak zit echter een mooi, verfrissend en inspirerend concept voor de vraagstukken waar we nu tegenaan lopen. Hoogste tijd voor discussie over het businessmodel van de proveniershofjes 3.0!
Bronnen

Donga, H. (2008), Christoffel van Brants en zijn hofje – De geschiedenis van het Van Brants Rus Hofje vanaf 1733, Hilversum, Verloren.
Driessen, G.L. (1948), ‘De Leidse Hofjes’, in: Jaarboekje voor Geschiedenis en Oudheidkunde van Leiden en omstreken, pp. 47-74, Leiden, Vereniging Oud-Leiden.
Eeghen, I.H. van (1967), Brieven van het Deutzenhofje – Madame de Nerhad en Mirabeau, Tjeenk Willink & Zoon, Haarlem.
Essen, J.P. van (2012), De Provenier tussen Theorie en Praktijk, Bachelor thesis, Utrecht, Universiteit van Utrecht.
Halley, E. (1693), ‘An Estimate of the Degrees of the Mortality of Mankind, dwawn from the curious Tables of the Birth and Funerals at the City of Breslaw with an Attempt to ascertain the Price of Annuities upon Lives’, in: Philosophical Transactions, January 1692(3), no. 196.
Kam, R. de (1998), Voor de armen alhier – De geschiedenis van vijf Utrechtse fundatiën en hun vrijwoningen, Utrecht, Matrijs.
Kemperman, J. (2013), ‘VOC, De handelspartner voor Azië’, in: Kemperman, J., Geelhoed, J. & Hoog, J. op ’t (2013), Briljante businessmodellen – Een bijzondere benadering voor betere business, Den Haag: Academic Service.
Kernkamp, G.W. (1910), ‘Bengt Ferrners dagboek van zijnen reise door Nederland in 1759’, in: Bijdragen en mededeelingen van het Historisch Genootschap, 31, pp. 314-509.
Leene, G.J.F. (1997), ‘Over hofjes, voor en van ouderen’, in: Medische Antropologie, 9 (1).
Mastenbroek, W.F.G. (1993), Macht, Organisatie en Communicatie, Heemstede, Holland Business Publications.
Matthéüs (1ste eeuw na Christus), ‘Het Evangelie van Matthéüs’, in: Nieuwe Testament, 25: 31-46.
Medema, G.H. (2010), ‘Om van een grote overlast en van leeggangers bevrijd te zijn – De bouw van stedelijke armen- en werkhuizen in de 18e eeuw.’ In: Crisis!;. Speciaal nr. van: Holland, vol. 42(3), pp.206-221.
Peckham, H. (1772), ´The tour of Holland, Dutch Brabant, the Austrian Netherlands and Part of France, in which is included a description of Paris and its environments.Londen, 1772’, in: Medema, G.H. (2010), ‘Om van een grote overlast en van leeggangers bevrijd te zijn – De bouw van stedelijke armen- en werkhuizen in de 18e eeuw.’, in: Crisis!;. Speciaal nr. van: Holland, vol. 42(3), pp.206-221.
Schmitz, H. (1965), Het proveniershuys te Schiedam – Vijf eeuwen instelling van weldadigheid, Schiedam, Stichting De Schiedamse gemeenschap.
Spaans, J. (2002), ‘Weduwen, Wezen en Vreemdelingen. Sociale Zorg en Tolerantie’, in: Nijs, T, de & Beukers, E. (red.), Geschiedenis van Holland 1572 tot 1795, pp.255-286.
Veltman, C. (1995), De woonsituatie van ouderen in hofjes. Een onderzoek naar de mogelijkheden en beperkingen van het wonen en samenleven in hofjes, Doctoraalscriptie Sociale Gerontologie, Amsterdam, VU.
- Login of registreer om te kunnen reageren